Abstract
In zijn beroemde essay ‘Wat is verlichting?’ verbindt Kant verlichting met de ‘onschadelijkste’ vrijheid: ‘de vrijheid om van zijn rede in alle opzichten een publiek gebruik te maken’. En Kant verduidelijkt dat hij onder ‘publiek gebruik van de rede’ begrijpt: ‘het gebruik dat iemand als geleerde van haar maakt ten overstaan van het hele publiek van de lezende wereld’. Als geleerde die een ‘publiek in de strikte zin’ aanspreekt, beschouwt men zichzelf ‘als lid van een hele gemeenschap, ja zelfs van de maatschappij der wereldburgers’. Als geleerde is men een wereldburger, die geen leerlingen onderwijst, maar ‘publiekelijk zijn gedachten uit’. Een geleerde adresseert ‘het eigenlijke publiek, namelijk de wereld’, en spreekt ‘namens zijn eigen persoon’. Inderdaad, geleerden leggen hun gedachten openlijk aan de wereld voor zonder ‘vrees voor schimmen’.