Abstract
Ondanks een hardnekkige mythe die aan de basis ligt van een al even hardnekkige leespraktijk, is de naam van de auteur geen garant voor de eenheid van het werk dat onder die naam verschijnt. Wat men misleidend een oeuvre noemt, is vaak door meer dan twee handen gemaakt en bestaat uit tegen elkaar ingaande denkbewegingen die men onrecht doet door er een proces van rijping en groeiend inzicht onder te willen schuiven. Foucaults ‘oeuvre’ vormt hierop geen uitzondering. Ook daarin zijn breuken en die reiken zo diep dat ze dwars doorheen de naam van de auteur lopen. Zoals mijn titel aangeeft, beperk ik mij hier tot één van die breuken – die tussen de archeologische en de genealogische werken. Ik wil laten zien dat de twee posities die ‘Foucault’ daar inneemt onverzoenbaar zijn en zich situeren aan weerszijden van een van de talloze breuklijnen in het speelveld waarop de hedendaagse wijsbegeerte haar stukken verschuift