Abstract
Behalve onze volledige erkenning dat in het Stoïcisme een duidelijke herinnering ligt aan Gods overmachtige openbaring van zijn scheppingsorde, is ook met waardering te melden dat de Stoa een sterk besef heeft gehad van een onder de oppervlakte van het actieve leven gelegen diepere dimensie van de zogenaamde zedelijke deugden. Zelf spreek ik liever van ‘disposities’, de eerste onderlaag in de structuur van de concrete menselijke activiteiten.De genoemde stoïsche gedachte is van belang in het licht van de latere ontwikkelingen van de praxeologie, met name in de zogenaamde goederenethiek, plichtenethiek of verantwoordingsethiek. ‘Gezindheidsethiek’ in diverse wijsgerige stromingen kon daarbij aanknopen. Dit was inderdaad een bij de Stoa positief te waarderen voortzetting van een reeds bestaande Sokratische, Platonische en Aristotelische traditie. Het is een goede weerstand tegenover elke tot de oppervlakte van het handelen beperkte visie, die dit oppervlakte-niveau, deze boven- of buitenkant, abstraheert, verzelfstandigt en overschat. Een denken in deze trant van wetticisme en activisme, van formalisme, legalisme en verjuridisering van de moraal, is met de reformatorische wijsbegeerte te weerstaan vanuit haar analyse van de dieptedimensies in de actstructuur: acten, disposities, ethos en centraal-religieuze worteldimensie in het menselijk hart.