Abstract
A la recherche du temps perdu van Proust lezen is binnen een reflectie op de zintuiglijkheid niets minder dan een feest. We raken via de rijke evocaties en metaforen in de werkelijkheid van oorden en plekken ondergedompeld. Dat wil zeggen dat we zelf deel gaan uitmaken van hun lijfelijkheid en bijgevolg van hun eigen tijd. In de reflectie genieten we van een ‘ont-plooiing’ van het sensuele, van een verlangen naar wereldlijkheid. Een tegenpool vinden we in het latere werk van Beckett. Zijn wereld schijnt af te sterven, het lichaam-subject vergaat, de oorden en plekken verschrompelen, de dingen vervreemden en de gebeurtenissen zijn nog slechts accidenten waarvan de reikwijdte niet meer te verwoorden valt. Er is een ‘in-plooiing’ van het sensuele. De woorden sterven. De wereld ‘ontwereldlijkt’